Zestig jaar kernenergie – de balans

Zestig jaar kernenergie – de balans

24 oktober 2016Kernenergie zou een grote rol kunnen gaan spelen ion het tegengaan van klimaatverandering, maar voorlopig is kernenergie veel te duur geworden. ‘De Ingenieur’ maakt de balans op van zestig jaar kernenergie.

Deze maand is het zestig jaar geleden dat in Engeland de eerste kerncentrale in gebruik werd genomen. Hoe staat de energiebron die zo veel beloofde er nu voor? Frank Biesboer van ‘De Ingenieur’ maakt de balans op.

De conclusie: ‘Het toepassen van wezenlijk betere reactorontwerpen, gecombineerd met een resolute oplossing voor het probleem van het nucleaire afval, zouden  kernenergie een toonaangevende rol kunnen geven in het tegengaan van de opwarming van de aarde. Maar dat vereist een lange termijnbenadering van de nucleaire industrie waarop vooralsnog geen zicht is. De industrie houd vast aan het spelen met zijn bekende nucleaire kaarten, terwijl het energiespel inmiddels flink is veranderd.’

De belangrijkste punten uit de analyse van De Ingenieur:

  • De eerste kerncentrale die stroom ging leveren aan het net: de Calder Hall kerncentrale (17 oktober 1956)
  • Kernenergie beloofde een onuitputtelijke bron van energie. Kernkrachten zijn zo veel sterker dan die van chemische verbindingen, dat een gram uranium-235 net zo veel energie levert als 2500 liter benzine.
  • De bouwhausse van kernreactoren begon in de jaren zestig van de vorige eeuw, en bereikte zijn hoogtepunt midden jaren zeventig en tachtig, toen er in een jaar tijd 25 respectievelijk 33 nieuwe kerncentrales aan het net werden gekoppeld.
  • Sindsdien is de groei er uit. Het geïnstalleerde vermogen kernenergie is sinds 1990 nauwelijks meer veranderd, en de afgelopen jaren zelfs iets minder geworden.
  • De stagnatie werd vooral veroorzaakt door grote rampen met kerncentrales (m.n. Tsjernobyl 1986)
  • Steeds hogere veiligheidseisen.
  • Er werd hard gewerkt aan het ontwerpen van een nieuwe generatie kerncentrales (inherent veilig), maar het bleven tekentafelontwerpen.
  • De nucleaire industrie koos ervoor om aan de bestaande typen kernreactoren vast te houden, met name de drukwaterreactor (Pressurised Water Reactor PWR). Alleen zijn er steeds meer veiligheidsvoorzieningen aan toegevoegd, waardoor de centrales complexer zijn geworden.
  • Het gevolg van de keuze van de nucleaire industrie voor deze route is dat het bouwen van een kerncentrale steeds duurder is geworden. De prijs per kW kernenergie is gestegen van 1400 naar 5000 euro.
  • De nucleaire industrie heeft met de verbetering van het bestaande PWR-concept een weg gekozen die deze vorm van energie zo langzamerhand uit de markt drukt. De elektriciteitskosten van kernenergie zijn twee maal van die van wind op land.
  • Inmiddels heeft kernenergie, los van zijn energiebelofte, er een belangrijk pro-argument bij gekregen: energieproductie zonder het broeikasgas CO2
  • Inmiddels zijn er initiatieven om de impasse waar de nucleaire industrie in terecht is gekomen te doorbreken door te werken aan generatie IV-reactoren die wel inherent veilig zijn, zoals de gesmolten zoutreactor en de pebble bed reactor. Die zouden vanwege de eenvoudiger te bereiken veiligheidseisen ook aanzienlijk goedkoper gefabriceerd kunnen worden.
  • Het meest kansrijk lijkt de ontwikkeling van nieuwe reactortypen in China, het enige land dat gezien zijn enorm groeiende energiebehoefte flink investeert in nieuwe kerncentrales.
  • De kans dat er in Europa zo’n proefreactor gebouwd gaat worden is uiterst klein. Op politiek niveau liggen de kaarten ronduit ongunstig.
  • Het aandeel van kernenergie in de totale energieproductie is sinds de gloriedagen van weleer alleen maar aan het dalen, ook de huidige plannen voor de bouw van nieuwe centrales brengen daarin geen verandering.

 

Bronnen
De Ingenieur, blog Frank Biesboer, 23 oktober 2016: 60 jaar kernenergie, wat nu?
Foto: FluxEnergie/© Paul Tolenaar

Auteur: Redactie

Reageren op dit artikel is niet mogelijk.