COP21 – Nederlandse inzet: snelle reductie, bindend akkoord en iedereen doet mee

9 november 2015 – Staatsecretaris Dijksma is op dit moment in Parijs voor een vooroverleg van 90 bewindslieden over COP21. Het is haar eerste ‘klimaat-optrden’. In een brief aan de Tweede Kamer schrijft ze wat haar inzet zal zijn voor COP21.

Uit een persbericht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu
Schermafdruk 2015-11-09 07.48.44‘(…) Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu Sharon Dijksma neemt namens Nederland deel aan de zogenoemde Pre-COP, de laatste voorbereidingen voor de VN Klimaattop COP 21 van 30 november tot en met 11 december in Parijs. Het Koninkrijk der Nederlanden wil een breed, juridisch bindend klimaatakkoord waarbij snelle uitstootvermindering en aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering goed in balans zijn. Het lange termijn doel is het beperken van de wereldwijde opwarming tot maximaal 2 graden Celsius, toewerkend naar een klimaatneutrale wereld. Dat staat in een brief die Dijksma vandaag aan de Tweede Kamer stuurt, waarin ze oproept tot een akkoord dat alle partijen aan boord weet te krijgen.

Verantwoordelijkheid pakken 
Dijksma: “De tijd van vrijblijvendheid is voorbij, het klimaat is een verantwoordelijkheid van ons allemaal. Het nieuwe akkoord moet daarom een bindend akkoord voor ieder land zijn, zowel ontwikkelde als ontwikkelingslanden pakken verantwoordelijkheid en dragen naar vermogen bij. Bovendien werken we samen met bedrijven, regio’s, steden en het maatschappelijk middenveld. Dat versterkt het kompas richting een klimaatneutrale wereld.”

Eigentijdse invulling
Het Koninkrijk maakt in Parijs deel uit van de delegatie van de Europese Unie, waarbinnen de EU-lidstaten en de Europese Commissie gezamenlijk onderhandelen. De bijdrage van de EU is een vermindering van broeikasgassen met ten minste 40% in 2030 en met 80 tot 95% in 2050. In de tweede helft van deze eeuw moet de wereld zowel klimaatneutraal als klimaatbestendig zijn. De strikte scheiding tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden klopt niet langer met de mondiale werkelijkheid; er is een meer eigentijdse invulling van het verschil tussen landen nodig om tot een ambitieus akkoord te komen. Ook als alle landen naar vermogen bijdragen moeten deze elkaar kunnen aanspreken op voortgang en verantwoordelijkheden. Het Koninkrijk wil een klimaatakkoord dat de allerarmsten helpt de gevolgen van klimaatverandering te dragen en dat oog heeft voor de bijzonder precaire omstandigheden van kleine, in ontwikkeling zijnde eilandstaten.

Vooruitgang
In aanloop naar de VN Klimaattop hebben al ruim 150 landen hun eigen bijdrage aan de reductie van broeikasgassen ingediend in de vorm van een Intended Nationally Determined Contribution (INDC). Deze landen zijn samen verantwoordelijk voor zo’n 90% van alle uitstoot in de wereld. Dit is een grote vooruitgang ten opzichte van de afspraken in het Kyoto Protocol, waarin slechts 37 landen deelnemen die samen goed zijn voor circa 12 % van de wereldwijde emissies. Toch is het nog niet voldoende om het 2-gradendoel te halen en Nederland en de EU blijven er dan ook bij landen die nog geen INDC hebben ingediend op aandringen dit nog voor december te doen. Parijs is weliswaar niet het eindstation, maar van belang om grote stappen te zetten naar het einddoel. Een cyclus waarin partijen iedere 5 jaar hun bijdrage en inspanning evalueren moet het nieuwe klimaatakkoord dynamisch en transparant maken en zorgen voor groeiende ambitie bij alle landen. (…)’

Bronnen
Rijksoverheid, persbericht, 9 november 2015: Nederlandse inzet klimaatakkoord: snelle vermindering broeikasgasuitstoot, akkoord bindend en iedereen doet mee
Brief aan Tweede Kamer, 9 november 2015: Inzet Koninkrijk der Nederlanden COP21 te Parijs (pdf, 7 pag.)
Foto: WUWT
Portretfoto Dijksma: Rijksoverheid

Onderwerpen: ,

Auteur: Redactie

Reageren op dit artikel is niet mogelijk.