‘De energietransitie wordt een slagveld’

1 februari 2016 – De duurzame energietransitie zal veel narigheid brengen: politieke strijd, destabilisatie en onzekerheid. Maar hoe langer we treuzelen, hoe vervelender het wordt. Dat is de boodschap op de website van de Mr. Hans van Mierlo Stichting.

De Mr. Hans van Mierlo Stichting is het wetenschappelijk bureau van D66. De betreffende bijdrage is van Rick Bosman en Derk Loorbach, beiden verbonden aan het Dutch Institute for Transitions (DRIFT).

Uit de bijdrage op de website van de Van Mierlo Stichting
‘(…) In Nederland wordt al jaren gesproken over de energietransitie. De nuchtere constatering is echter dat Nederland in 2015 hopeloos achterloopt. Feitelijk, in termen van het aandeel duurzame energie: op dit moment een magere 4%, waarmee we plaats 25 van de 27 EU-lidstaten innemen. Maar ook qua beleidsambitie: het energieakkoord zet in op 16% duurzame energie in 2023, ruim onder de Europese doelstellingen. Onze conclusie is dan ook dat in Nederland de energietransitie nog moet beginnen. Maar ook, op basis van ervaringen in het buitenland en uit de transitiewetenschappen, dat deze vroeger of later toch zal komen. En dat dit strijd, destabilisatie en onzekerheid met zich meebrengt.

Belangen, investeringen, routines en bestaande regels
Een transitie is een fundamentele verandering in een regime: in de dominante cultuur, structuur en werkwijzen die in de loop van decennia zijn ontstaan in maatschappelijke systemen. Het maatschappelijk voordeel dat dergelijke regimes bieden – stabiliteit, investeringszekerheid, voorspelbaarheid – wordt na verloop van tijd een nadeel. In de context van een veranderende samenleving met andere wensen en behoeften, en opkomende (technologische en maatschappelijke) alternatieven vormt de efficiënte geoptimaliseerde organisatie van die regimes een natuurlijke barrière. Er hangen immers zoveel belangen, investeringen, routines en bestaande regels mee samen dat een fundamentele systeemverandering bedreigend is. Het huidige energieregime – met bestaande energiebedrijven, het energiebeleid, de infrastructuur – is volledig gebaseerd op fossiel, centraal en optimalisatie. Wat nodig is, is een transitie naar een duurzaam, flexibel en betaalbaar systeem. Een transitie bovendien zonder een blauwdruk of stappenplan, maar een transitie die ontstaat door de combinatie van sociale innovatie, maatschappelijke druk en institutionele disruptie. De strijd met het bestaande regime zal gestreden worden op vele fronten: rond de financiële steun voor fossiele grootgebruikers, fossiele reserves op de balans van oliebedrijven, het recht op (het verhandelen van) eigen energie, toegang tot infrastructuur, de marktpositie van energiebedrijven, de regelgeving in de bouw en het uitfaseren van kolen en olie.
De strijd komt van de grond, ook in Nederland
Deze strijd begint in Nederland geleidelijk van de grond te komen. In Groningen leidt de maatschappelijke oproer tot herbezinning en de roep om een strategie om van het gas af te komen. Gemeenten hebben met hun verzet tegen schaliegas voorlopig succes en zelfs proefboringen blijven uit. Actiegroep Urgenda klaagt met haar klimaatzaak de Nederlandse staat aan, omdat ze te weinig zou doen om klimaatverandering tegen te gaan. De zogeheten fossielvrijbeweging roept op haar beurt universiteiten, kerken, overheden en pensioenfondsen op om hun investeringen uit fossiele energie te trekken. Onder hun druk hebben intussen honderden investeerders, waaronder de Kerk van Zweden, de Universiteit van Oxford en het Noorse pensioenfonds KLP miljarden uit fossiel getrokken. Pikant detail: ook de nazaten van de grondlegger van de Amerikaanse olie-industrie, de Rockefellers, hebben zich bij de beweging aangesloten en bijna een miljard aan oliedollars gedivesteerd. Ook in Nederland is de beweging actief en heeft ze onder meer 10.000 handtekeningen opgehaald om pensioenfonds ABP te bewegen fossielvrij te worden. De fossiele industrie reageert vooralsnog vrij laconiek op de beweging. Zo stelde Shell CEO Ben van Beurden onlangs in de Volkskrant dat er waarschijnlijk wat minder kerken en universiteiten in het bedrijf zullen investeren, maar dat daar wel andere, minder maatschappelijk betrokken investeerders voor terug zullen komen.

Niet alleen maatschappelijke bewegingen zetten het fossiele energiesysteem onder druk. Financiële problemen leiden tot een golf aan sluitingen van fossiele energiecentrales. Een recente studie van investeringsbank UBS laat zien dat Europese energiebedrijven in de afgelopen vijf jaar meer dan 70 gigawatt aan kolen en gasgestookte centrales hebben moeten sluiten en UBS verwacht dat in de komende twee jaar nog 24 GW uit gebruik wordt genomen. Daarnaast doen geopolitieke spanningen een duit in het zakje. Zo vragen steeds meer mensen zich na de Russische inval in Oekraïne hardop af of het wel zo verstandig was van de Nederlandse overheid en gasindustrie om met Russische olie- en gasmagnaten in zee te gaan. En nu het gasgebouw letterlijk op haar Groningse grondvesten beeft, lijkt bij de Nederlandse gasindustrie de paniek echt toe te slaan.

De paniek schept ook ruimte
In die paniek ontstaat ruimte voor nieuwe oplossingsrichtingen en worden alternatieven steeds aantrekkelijker. Zon- en windenergie zijn op steeds meer plekken concurrerend met fossiele alternatieven. Een proces dat alleen maar zal doorzetten omdat nieuwe technologieën nog in de leercurve zitten. Onlangs gepubliceerde cijfers laten zien dat in 2013 wereldwijd voor het eerst meer hernieuwbare dan fossiele energiecapaciteit is geïnstalleerd . Ook het feit dat gigabedrijven als Google en IKEA zich voor hernieuwbare energie interesseren is een teken aan de wand. Zo rust IKEA al haar filialen uit met zonne-energie en verkoopt intussen naast haar welbekende billykasten ook setjes zonnepanelen die klanten, naar goed IKEA gebruik, zelf op het dak kunnen schroeven. Vanuit de bouwsector zijn grootschalige initiatieven gaande zoals de ‘Nul-op-de-meter woningen’ om de gebouwde omgeving energieneutraal of zelfs –leverend te maken.

Twee paden voor de transitie
In deze ontwikkelingen lijken zich twee paden af te tekenen waarlangs wordt getracht de energietransitie te laten lopen: centraal duurzaam en energiedemocratie:

1. Centraal duurzaam: Onder het mom van effiency en schaalvoordelen wordt ingezet op grootschalige oplossingen, zoals het afvangen en opslaan van CO2 uit kolencentrales (CCS), offshore windparken, biomassabijstook in kolencentrales en zonneparken in de Sahara waarvan de stroom met enorme leidingen naar Europa wordt getransporteerd. Vaak zijn het dezelfde partijen die actief zijn in het traditionele energiesyteem die dergelijke oplossingen propageren. Deze passen namelijk relatief goed binnen de bestaande cultuur, structuren en machtsposities. Behalve het vervangen van de bronnen en organiseren van wat opslag kan het bestaande energiesysteem grotendeels intact blijven en houden de poppetjes van nu de touwtjes in handen.

2. Energiedemocratie: Dit pad vormt een radicale breuk met het bestaande energiesysteem. Burgers en ondernemers organiseren zich lokaal, vaak in coöperatief verband en nemen het heft in eigen hand. Gezamenlijk investeren zij in zonnepanelen op het dak van het wijkcentrum, gymzaal of school of een windmolen aan de rand van het dorp. Met behulp van smart grids en lokale opslag kan het energiesysteem veel decentraler worden georganiseerd. Steeds meer regio’s worden zelfvoorzienend, vaak gedreven door de wens om minder afhankelijk te zijn van ‘winstbeluste multinationals’ en ‘discutabele regimes’ (lees: Putin).

Hoewel dit tweede pad in Nederland nog relatief marginaal is, zien we het sterker terug in landen waar de energietransitie sneller gaat. In Duitsland levert hernieuwbare energie intussen 27% van de stroom. Meer dan de helft van de hernieuwbare opwekcapaciteit is daar in handen van burgers, boeren en coöperaties, tegen 5% van ‘de grote vier’, E.on, RWE (moederbedrijf van Essent), Vattenfall (moederbedrijf van Nuon) en EnBW. Dit leidt tot een aardverschuiving, zeg maar gerust een machtswisseling, in energieland. De komst van nieuwe spelers en businessmodellen zet de gevestigde orde onder druk om sneller te verduurzamen. Conflict laat zien dat er alternatieve oplossingsrichtingen zijn, genereert aandacht, en dwingt publiek en politiek tot keuzes.

Onze poldercultuur hindert doorbraken
In Nederland strijken we vooralsnog de plooien liever glad in de polder – bijvoorbeeld met een SER Energieakkoord voor Duurzame Groei. Onze poldercultuur is zeer effectief in het maskeren van fundamentele verschillen van inzicht en verkleint daarmee de kans op radicale doorbraken. Een bepalende factor hierin is een grote en invloedrijke fossiele energiesector, waar ook de overheidsbegroting voor een aanzienlijk deel van afhankelijk is. Evenals een energie-intensieve industrie die graag zo goedkoop mogelijke energie wil en duurzame oplossingen nog als kostbaar ziet. De verwevenheid van de fossiele, ambtelijke en politieke elite speelt een cruciale rol.

Ministeries van EZ en Financiën zijn grote remmers
Voor echte doorbraken zou de Nederlandse overheid gericht transitiebeleid moeten gaan voeren om ons land voor te bereiden op een toekomst die veel minder fossiel zal zijn. Onze ervaring leert dat het Ministerie van Economische Zaken en dat van Financiën hierin de grote remmers zijn. Hun manier van denken, de bestaande belangen en routines en de focus op meetbare doelen en technische innovatie vormt de grootste blokkade voor het realiseren van een gewenste transitie. Daarom pleiten wij ervoor om het duurzame energiebeleid onder te brengen bij een ander departement of een Ministerie van Transitie op te richten dat zich in eerste instantie op de energietransitie zou moeten richten. Ook hier speelt Duitsland een voorbeeldrol: waar op een gegeven moment het Duitse Ministerie voor Economie wel het Ministerie voor Oude Energie leek, ontpopte het Ministerie van Milieu zich als voorvechter van nieuwe energie. Als de generaals van het eerder geschetste strijdtoneel vochten zij elkaar meer dan tien jaar voortdurend de tent uit. In de hoop het strijdgewoel te sussen werden de energietaken van beide ministeries in 2013 weer samengevoegd onder het Ministerie van Economie (en Energie). De aankondiging van energiereus E.on eind vorig jaar dat het bedrijf zich zal splitsen in een fossiel en duurzaam deel, omdat beide niet meer onder één dak te verenigen waren, laat zien dat die strijd nu ook de board rooms heeft bereikt.

We moeten nu de strijd aangaan
Als we goed naar de signalen kijken zien we dat het onvermijdelijk is dat we ook in Nederland met dergelijke chaos, verrassingen, doorbraken en spanningen te maken gaan krijgen. In plaats van het zo lang mogelijk uitstellen van een noodzakelijke, onvermijdelijke en beloftevolle energietransitie, zouden we deze strijd moeten aangaan. We zullen van het gas af moeten, we zullen maatschappelijk het uitfaseren van (de nieuwe) kolencentrales moeten agenderen, we zullen belastingvoordelen voor fossiel af moeten bouwen en duurzame energie in bouw, mobiliteit en industrie gaan verplichten. Tot slot zal het huwelijk van de Nederlandse overheid met de fossielen Shell, GasUnie en GasTerra ontbonden moeten worden. Als we hier nu niet strategisch de strijd over aan gaan, dan overkomt het ons vroeger of later, met alle maatschappelijke schade van dien. (…)’

Rick Bosman (@r_bosman) is PhD-onderzoeker aan het Dutch Research Institute for Transitions (DRIFT). Zijn onderzoek richt zich op de energietransitie en specifiek de destabilisatie van het fossiele energieregime.

Derk Loorbach (@drk75) is professor socio-economische transities aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en directeur van DRIFT.

Hun bijdrage verscheen eerder in Idee

Bronnen
Mr. Hans van Mierlo Stichting, 29 januari 2016: De energietransitie wordt een slagveld
Idee, nr. 2, 2015: De slag om duurzame energie

Auteur: Redactie

Reageren op dit artikel is niet mogelijk.