Energie en klimaat geen grote onderwerpen in Miljoenennota

16 september 2015 – In de Miljoenennota zijn energie en klimaat geen grote onderwerpen, met als uitzondering natuurlijk de teruglopende aardgasbaten. We zetten de relevante passages rond energie en klimaat op een rij.

Schermafdruk 2015-09-16 05.13.46

Behalve de dalende aardgasopbrengsten, zijn energie en klimaat voor de Miljoenennota geen grote onderwerpen. De grootste passage staat in de bijlagen en gaat over het Interdepartementale Beleidsonderzoek naar de ‘Kostenefficiëntie CO2 reductie maatregelen’. In de Miljoenennota zelf wordt ‘klimaat’ vier keer als aandachtspunt genoemd, maar twee keer gaat het dan over het Nederlandse investeringsklimaat en het vestigingsklimaat. De energie-onderwerpen zijn de gasbaten, de invloed van de olieprijs en heel kort een vermelding van het Energieakkoord en iets over staatsdeelnemingen als Gasunie.

Dit haalden we m.b.t. energie en klimaat uit de Miljoenennota en de bijlagen:

  • Aardgasbaten
    De gasbaten zijn in 2016 € 5,7 mrd. (De totale inkomsten van de overheid uit belastingen, premies en aardgasbaten zijn € 253,5 mrd.)
    Gasbaten
    2014      € 10,5 mrd
    2015      €   6,8 mrd
    2016      €   5,7 mrd
    2017      €   5,3 mrd
    Toelichting:
    ‘(…) De veiligheid rond gaswinning is een grote zorg voor de bewoners in Groningen en voor het kabinet. Daarom is de gaswinning uit het Groningenveld verlaagd van 42,5 miljard m3 in 2014 naar 30 miljard m3 in 2015. Dit wordt aangevuld met 3 miljard m3, die eenmalig extra beschikbaar is uit de berging Norg, waarmee de totale gasverkoop op 33 miljard m3 uitkomt. Oorspronkelijk was een gasverkoop van 39,4 miljard m3 gepland. Tegen de nu geldende marktprijs betekent de verlaging van ruim 6 miljard m3 een daling van de overheidsinkomsten van 1,1 miljard euro in 2015. (…)’
    .
  • Risico’s voor de begroting
    Bij de inventarisatie van de risico’s (negatief en positief) voor de begroting, wordt geconstateerd dat de belangrijkste risico’s uit internationale ontwikkelingen komen.
    Olieprijs
    ‘(…) De olieprijs ligt circa 60 procent lager dan een jaar geleden. Een lagere olieprijs is in principe gunstig voor de wereldeconomie. Het IMF voorziet een positieve invloed van 0,5 procentpunt op de groei van de wereldeconomie in het komende jaar. Er zijn echter grote onzekerheden over het uiteindelijke effect. Zo kan de daling van de olieprijs tijdelijk blijken te zijn. Ook kunnen olie-exporterende landen met beperkte buffers in de financiële problemen komen. Dit kan vervolgens tot onrust op financiële markten leiden. (…)’
    Geopolitieke ontwikkelingen
    ‘(…) Oekraïne is het bestand tussen de strijdende partijen fragiel en kan het conflict opnieuw oplaaien. Maar ook de situatie in delen van Afrika en het Midden-Oosten is zorgelijk. Door de ontwikkelingen in deze regio’s kunnen spanningen toenemen en het financiële verkeer en handelsverkeer worden onderbroken. Met name op energie- en grondstoffenmarkten zijn forse prijsbewegingen denkbaar. (…)’
    .
  • Hervormingsagenda: Energie en klimaat
    Op de hervormingsagenda van het kabinet staat acht onderwerpen: arbeidsmarkt, woningmarkt, pensioenen, langdurige zorg, energie en klimaat, financiële sector, studievoorschot, omgevingswet’
    Energie en klimaat
    ‘(…) In september 2013 heeft het kabinet met 47 partijen het Energieakkoord voor duurzame groei gesloten. Dit akkoord stimuleert een duurzamere energievoorziening en versterkt de Nederlandse economie. Sinds het afsluiten van het akkoord zijn veel maatregelen in gang gezet. Zo zijn voor het opwekken van windenergie op land een aantal grootschalige projecten gestart. Ook is voor nieuwe windparken op zee regelgeving opgesteld, zodat deze projecten de komende jaren snel en zorgvuldig uitgerold kunnen worden. Daarnaast zijn op het gebied van energiebesparing concrete stappen gezet om investeringen in energiebesparende maatregelen te stimuleren. Gegeven de complexiteit van het energievraagstuk hecht het kabinet sterk aan externe inbreng. Burgers, bedrijven, andere overheden en maatschappelijke organisaties worden uitgenodigd hun kennis en kunde in te brengen voor de energietransitie. Hieruit volgt in het najaar van 2016 een beleidsagenda. Tegelijkertijd zal de evaluatie van het Energieakkoord worden gepubliceerd. Bovendien wordt de kosteneffectiviteit van CO2-reducerende maatregelen onderzocht in het kader van het IBO CO2, speelt de uitvoering van het vonnis in de rechtszaak Urgenda en zal het geplande Energierapport de basis vormen voor het energiebeleid voor de korte en middellange termijn. (…)’
  • Auto’s en CO2-uitstoot
    ‘(…) De belastinginkomsten uit de autobelastingen zijn onvoldoende robuust, mede door het fiscale beleid van de afgelopen jaren dat gericht was op auto’s met een lage CO2-uitstoot. Dat beleid was effectief: de consument kiest massaal voor de zuinigste modellen (…)’
    Maar het systeem van de autobelastingen moet eenvoudiger en moet meer opbrengen. Een van de maatregelen is: ‘(…) De fiscale stimulering van nulemissievoertuigen blijft in stand en de fiscale stimulering van plug-in hybridevoertuigen wordt verminderd. Voor elektrische nulemissiepersonenvoertuigen gaat een aftopping in de bijtelling gelden. (…)’
    Door deze (en andere maatregelen) ‘wordt verduurzamen efficiënter gestimuleerd, worden de autobelastingen op termijn beter uitvoerbaar en de belastinginkomsten robuuster.’
  • Staatsdeelnemingen
    ‘(…) Het dividend op de staatsdeelnemingen valt in 2015 mee. Dat komt doordat het dividend van Tennet, NS en Gasunie in 2014 hoger was dan verwacht. (…)’
    ‘(…) Deze bedrijven, in overheidshanden ter behartiging van publieke belangen, acteren in een private markt met alle ondernemersrisico’s die daarbij horen. Hieraan stelt de overheid zich via het (gedeeltelijk) aandeelhouderschap ook bloot. Denk aan onzekerheid over de financieringsbehoefte van de deelneming en de onzekerheid over de rendementen uit de participatie.
    .
  • Risico’s kernenergie
    ‘(…) Het openstaande risico van de Wet aansprakelijkheid kernongevallen (WAKO) is in 2015 gedaald met ongeveer 4 miljard euro. Dit is het gevolg van een nieuwe inschatting van de daadwerkelijke risico’s van de nucleaire installaties in Nederland. (…)’
    .
  • MIA en Vamil
    De Milieu-investeringsaftrek (MIA) en willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil) worden in 2016 en 2017 met 6 miljoen euro verhoogd en structureel met 8 miljoen euro. Hiermee kunnen bedrijven fiscaal voordelig investeren in milieuvriendelijke technieken.
    .
  • Prioriteiten voor het komende Nederlandse EU-voorzitterschap
    Hoewel de prioriteiten die Nederland wil kiezen voor dat voorzitterschap geen directe begrotingsgevolgen hebben, staan ze wel genoemd in de Miljoenennota: werkloosheid, concurrentiepositie Europa, economische welvaart, betere wet- en regelgeving ter bevordering van groei en concurrentievermogen, innovatie, het betrekken van burgers, nationale parlementen en maatschappelijke organisaties bij de Europese besluitvorming. Op het lijstje van de Miljoenennota komen het Europese klimaatbeleid en de Energie-unie niet voor. (Wel in de begrotingsstukken van het ministerie van I&M.)

Bijlagen bij Miljoenennota

Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO)

In 2015–2016 worden de volgende IBO’s uitgevoerd:

  1.  Sociale huur
  2. Kostenefficiëntie CO2 reductie maatregelen
  3. Verkeershandhaving
  4. Belastingdienst
  5. Risicobeheer en risicobeheersing schatkistbankieren OCW
  6. Gezonde leefstijl
  7. Opgavegericht werken bij infrastructurele planning

Over het IBO naar ‘Kostenefficiëntie CO2 reductie maatregelen’
‘(…) Een groot aantal maatregelen is geformuleerd met het oog op de transitie naar een duurzame energiehuishouding. Het betreft maatregelen niet alleen binnen het Energieakkoord, maar ook daarbuiten. Er bestaat behoefte aan inzicht in de effectiviteit van de verschillende maatregelen «waardoor zij goed met elkaar zijn te vergelijken en af te stemmen». (Energieakkoord, p. 96). Vergelijking is niet eenvoudig, omdat het om zeer uiteenlopende maatregelen gaat, die bovendien gericht zijn op verschil-lende (sub)doelen van het duurzame energiebeleid. De opgave van dit IBO is om de kosten zo te definiëren dat gemeten kan worden hoe groot de bijdrage – het effect – van iedere maatregel is aan die duurzame energiehuishouding. Deze vraag betreft de kosteneffecti-viteit van beleid, cq beleidsmaatregelen. Het begrip «duurzame energie-huishouding» is echter lastig te operationaliseren en te kwantificeren. Onderzoek naar de effectiviteit van beleid is doorgaans kostbaar en tijdrovend, en kan slechts uitgevoerd worden door een beperkt aantal, gespecialiseerde bureaus. Een benadering die in de praktijk vaak wordt gevolgd, is om de kosten van maatregelen te koppelen aan meetbare doelen. In de motie Leegte/Van Veldhoven wordt gevraagd om per maatregel in het Energieakkoord de kosten per vermeden ton CO2 aan te geven. Deze kostenmaatstaf («common denominator») kan in principe worden toegepast op alle maatregelen – binnen en buiten het Energieakkoord – die zijn gericht op de (meetbare) doelen van het duurzame energiebeleid, zoals CO2 reductie, energiebesparing en duurzame energieproductie. Uitgaande van deze kostenmaatstaf dienen de volgende onderzoeksvragen te worden beantwoord. Daarbij moet worden opgemerkt dat het Energieakkoord m.n. doelen formuleert in termen van energiebesparing (PJ) en aandeel duurzame energie.

Onderzoeksvragen

  1. Stel de reikwijdte van het begrip kosten (en baten) per vermeden ton CO2 reductie vast. Dit kan bv. breed (maatschappelijke kosten (en baten)) of eng (alleen directe kosten (en baten)) worden gedefinieerd (zie hierna)
  2. Maak een selectie van maatregelen – binnen en buiten het Energieak-koord, bestaande en nieuwe – waarop dit kostenbegrip kan en zal worden toegepast.
  3. Bereken de kosten per geselecteerde maatregel.
  4. Hoe kan mbv de geselecteerde maatregelen een (maatschappelijk) efficiënt tijdpad worden gemaakt om de CO2 doelstellingen van 80–95% en een volledig duurzame energievoorziening 2050 conform het regeerakkoord te bereiken, rekening houdend met mogelijke kostenreductie van bestaande technieken en de introductie van mogelijke nieuwe technieken waarbij nieuwe internationale doelstel-lingen voor de jaren 2020, 2030 en verder technologische vooruit-gang moeten aanjagen en ecologisch evenwicht voor de toekomst veilig stellen.
  5. Zijn de inzichten rond het efficiënte tijdpad aanleiding om na te denken over aanpassing van de (mix van) beleidsdoelen (CO2-reductie, energiebesparing en een groter aandeel duurzame energieproductie)?

Toelichting en onderzoeksaanpak
Ad 1: Deze vraag zal literatuur onderzoek vergen. Het begrip kosten moet in beginsel breed worden opgevat, dus als maatschappelijke kosten. Een voorbeeld met autobrandstoffen dient ter verduidelijking. Uitgaande van het concept «Well to Wheel» wordt ook de vernietiging van de regenwou-den(palmolie) meegerekend bij de berekening van de kosten per vermeden ton CO2. De werkgroep moet bepalen of dit concept praktisch bruikbaar is voor de onderzoeksvragen 2 en 3. Indien dat niet haalbaar is, kan een beperkter kostenbegrip worden gehanteerd, zoals «Tank to Wheel» dat in de praktijk tot nu toe wel wordt gebruikt.

Ad 2. In de nationale energieverkenning(NEV 2014) is vanaf blz. 171 een overzicht te vinden van een groot aantal maatregelen. De werkgroep zal een selectie moeten maken van maatregelen die moeten worden meegenomen. Er kunnen ook nieuwe maatregelen door de werkgroep worden toegevoegd.

Ad 3. Ook hier zal assistentie nodig zijn van een extern bureau. De keuze voor ECN en PBL ligt voor de hand gelet op de betrokkenheid van ECN en PBL bij zowel het Energieakkoord als de NEV 2015 en de kennis van deze bureaus waar het gaat om transitieprocessen.

Ad 4. De CO2 uitstoot in de vervoerssector moet in 2030 met 17% (25 Mton) gereduceerd en 60% in 2050. Daarnaast geldt een «ambitie» mbt de groei van het aantal elektrische auto’s, nl. van 200.000 in 2020, 1.000.000 in 2025, en 2.000.000 in 2030. Een maatschappelijk kosten efficiënt pad(en) moet primair leiden tot de CO2 reductiedoelstelling voor 2050 en als mogelijke afgeleide daarvan de doelstelling voor 2020 en 2030. Hierbij wordt ook rekening gehouden met de verwachte kostenontwikkeling van verschillende opties voor emissiereductie.

Ten slotte
Het onderzoek zal nog dit jaar resultaten moeten opleveren om de vragen in de Motie Leegte/Van Veldhoven te kunnen beantwoorden. Deze timing is ook van belang ivm het gereedkomen van de Nationale Energieverkenning 2015 (NEV) en de voortgangsrapportage van het Energieakkoord. De werkgroep start zo spoedig mogelijk na 1 mei en dient haar eindrapport uiterlijk 31 december 2015 in. De omvang van het rapport is niet groter dan 30 bladzijden plus een samenvatting van maximaal 5 bladzijden.

Samenstelling werkgroep
EZ, IenM, WenR, AZ en Financiën, alsmede het PBL als extern lid. Eventueel kunnen het CPB en het ECN gevraagd worden als expertlid op te treden. (…)’

Aardgasbaten

Schermafdruk 2015-09-16 06.09.21
Schermafdruk 2015-09-16 06.14.32
‘(…) Tabel 1.14 geeft de aardgasbaten weer. De aardgasbaten worden met name beïnvloed door de productie van aardgas, de hoogte van de olieprijs, de prijs van gas die op de markt tot stand komt op onder andere gasbeurzen (beursprijs TTF-gas) en de euro/dollarkoers. De olieprijs is van belang, omdat de prijs van aardgas mede is gerelateerd aan Interdepartementade prijs van olie in dollars. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de aardgas-baten. De tabel laat zien dat de aardgasbaten niet alleen op kasbasis, maar ook op transactiebasis worden geregistreerd. Dit wordt gedaan omdat het EMU-saldo – volgens Europese methodiek – wordt berekend op transac-tiebasis, terwijl de rijksbegroting op kasbasis wordt opgesteld. (…)’

Bronnen
Miljoenennota 2016 (met bijlagen) (pdf, 176 pag.)

Onderwerpen:

Auteur: Redactie

Reageren op dit artikel is niet mogelijk.