Aandeel hernieuwbare energie in 2015 0,3 procent omhoog naar 5,8 procent

28 september 2016Het aandeel hernieuwbare energie in het totale energieverbruik in 2015 met 0,3 procentpunt is gestegen ten opzichte van 2014. Daarmee komt het verbruik van hernieuwbare energie uit op 5,8 procent van het totale energieverbruik. Aldus meldt het CBS.

Het rapport ‘Hernieuwbare energie in Nederland – 2015’ is vandaag verschenen.

schermafdruk-2016-09-28-09-11-19Uit het voorwoord
‘(…) De belangrijkste conclusie uit het rapport is dat het aandeel hernieuwbare energie in het totale energieverbruik in 2015 met 0,3 procentpunt is gestegen ten opzichte van 2014. Daarmee komt het verbruik van hernieuwbare energie uit op 5,8 procent van het totale energieverbruik. Op Europees niveau is afgesproken dat het aandeel hernieuwbare energie 14 procent moet zijn in 2020.

Het verbruik van hernieuwbare energie in Nederland bedroeg in 2015 in totaal 118 petajoule, dit is ruim 7 procent meer dan in 2014. Omdat het totale energieverbruik in 2015 2 procent hoger lag, werd de groei van het aandeel hernieuwbare energie wat afgeremd.

Biomassa is met bijna 70 procent van het totaal verreweg de grootste bron van hernieuwbare energie. Het energieverbruik uit deze bron is met 2 procent toegenomen. Dat is beduidend minder dan het energieverbruik uit zon, wind en aarde dat gemiddeld met 21 procent is gestegen.

Hernieuwbare energie wordt aangewend voor warmte, elektriciteit en vervoer. In 2015 was ongeveer de helft van het verbruik van hernieuwbare energie bestemd voor warmte, 40 procent voor elektriciteit en ruim 10 procent voor vervoer. Ten opzichte van 2014 is het verbruik van hernieuwbare energie voor warmte en elektriciteit toegenomen. Daarentegen is het verbruik voor vervoer (vloeibare biotransportbrandstoffen) met ongeveer 10 procent gedaald. (…)’

Uit de samenvatting van het rapport
‘(…) De meeste hernieuwbare energie, namelijk 70 procent, komt uit biomassa en 20 procent uit windenergie. De bijdrage van andere bronnen als waterkracht, zonne-energie, bodemenergie en warmte uit de buitenlucht, is beperkt. In 2015 is ruim 13 miljard kilowattuur elektriciteit geproduceerd uit windenergie, waterkracht, zonne-energie en biomassa. Dat is 11 procent van het totale elektriciteitsverbruik; in 2014 was het aandeel 10 procent. De productie van windmolens nam in 2015 met 19 procent toe door uitbreiding van de capaciteit. De productie van elektriciteit uit biomassa bleef ongeveer gelijk. De productie van zonnestroom nam met 40 procent toe. De bijdrage van zonnestroom aan het totale elektriciteitsverbruik groeit maar is nog steeds kleiner dan 1 procent. Het verbruik van hernieuwbare energie voor warmte steeg in 2015 met 9 procent ten opzichte van 2014. Het aandeel hernieuwbare energie in de warmtevoorziening kwam op 5,4 procent. De stijging in het verbruik van hernieuwbare warmte kwam vooral door een toename van de productie van warmte door afvalverbranding en met biomassaketels bij bedrijven, maar ook bij andere technieken zoals aardwarmte en warmtepompen nam de productie toe. Hernieuwbare energie was in het vervoer goed voor 5 procent van het totale energieverbruik, ruim een procentpunt minder dan in 2014. Hernieuwbare energie voor vervoer bestaat vooral uit biotransportbrandstoffen. Ongeveer de helft van de gebruikte biobrandstoffen waren milieutechnisch goede biobrandstoffen die, volgens Europese afspraken, dubbel tellen bij de berekening van het aandeel hernieuwbare energie voor vervoer. (…)’

Bronnen
CBS, 28 september 2016: Hernieuwbare energie in Nederland
CBS, rapport, 28 september 2016: Hernieuwbare energie in Nederland (pdf, 100 pag.)

Auteur: Redactie

Reageren op dit artikel is niet mogelijk.