Begroting I&M: Internatonale klimaatonderhandelingen én vervoersbeleid

16 september 2015 – I&M is verantwoordelijk voor het klimaatbeleid. De internationale onderhandelingen (Parijs en EU) spelen daarin een grote rol. ‘Draagkracht’ en ‘kosteneffectiviteit’ zijn voor I&M daarbij belangrijke principes.

Schermafdruk 2015-09-16 20.57.11Het klimaatbeleid is bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu ondergebracht. De algemene beleidsdoelstelling van I&M voor klimaat is in één simpele zin samen te vatten: ‘Klimaatverandering door menselijk handelen tegengaan’. En dat betekent: CO2-uitstoot terugdringen en groene investeringen stimuleren.

Klimaatbeleid binnen de I&M-begroting
Binnen de totale begroting van I&M (€ 8,2 mrd uitgaven, € 0,2 mrd inkomsten) is het klimaatbeleid maar een heel kleine post (0,7% van de uitgaven). Bij de inkomsten komt wel 89% van het klimaatbeleid (opbrengsten van de verkoop van CO2-emissierechten, als onderdeel van het Europese Emissions Trading System (EU ETS).

Klimaattop Parijs
De voorbereiding van de klimaattop in december in Parijs krijgt in de begroting van I&M veel aandacht. De EU heeft in maart van dit jaar al aangegeven tenminste 40% van de CO2-uitstoot in 2020 gereduceerd te hebben.

Uit de begroting van I&M (pag. 95)
‘(…) Alle andere landen worden geacht voor de klimaattop in Parijs ook hun klimaatdoelstelling in te dienen. Na de onderhandelingen in Parijs eind 2015 zullen in de EU en de EU-lidstaten maatregelen genomen worden om de broeikasgasemissies verder te beperken, onder andere via de Effort Sharing Decision voor de lidstaten. Het kabinet blijft zich inspannen voor versterking van het emissiehandelssysteem (ETS), aangezien het ETS een belangrijk en onmisbaar onderdeel is van het klimaatbeleid. Het ETS moet een effectieve volumeprikkel geven, waardoor nu de investeringen gedaan worden in schone technieken, die nodig zijn om op de lange termijn kosteneffectief CO2 te blijven reduceren. 2016 zal wat ETS betreft in het teken staan van de onderhandelingen over herziening van de ETS-richtlijn voor 2021–2030. De onderhandelingen zullen in het eerste halfjaar van 2016 onder Nederlands voorzitterschap plaatsvinden. Belangrijke elementen in de herziening van de richtlijn zijn het verhogen van de jaarlijkse emissiereductie, de wijze van bescherming van de internationaal concurrerende industrie en de vereenvoudiging van de ETS-regelgeving. Voor die sectoren die niet onder de emissiehandel vallen is de EU opgave verdeeld over de lidstaten via de Effort Sharing Decision (Inspanningen-verdelingsbesluit, ESD), die in 2020 afloopt. De Europese Commissie verwacht begin 2016 een voorstel te doen voor een nieuwe ESD voor de periode 2021–2030. Conform de uitspraken van de Europese Raad gaat het hierbij om een reductie van 30% ten opzichte van 2005 in de emissies van de niet-handelssectoren (transport, gebouwen, kleine industrie, landbouw en overige broeikasgassen). De onderhandelingen over dit voorstel vangen aan onder Nederlands voorzitterschap. Het kabinet zet in op een verdeling die recht doet aan zowel de draagkracht van de lidstaten als aan de kosteneffectiviteit van maatregelen. Voor dit laatste is van belang dat de nieuwe ESD meer flexibiliteit aan lidstaten biedt om hun opgave te halen. Daarnaast maakt het kabinet zich hard voor aanpalend EU-bronbeleid als kosteneffectieve manier om generiek reducties te bereiken. Bijzondere aandacht gaat hierbij uit naar de transportsector, waarvoor de Europese Commissie in 2016–2017 diverse voorstellen zal uitwerken. (…)’

Energieakkoord en Klimaatagenda
Voor I&M zijn binnen Nederland het Energieakkoord en de Klimaatagenda belangrijke instrumenten.

Uit de begroting van I&M (pag. 12)
‘(…) Het Energieakkoord voor duurzame groei van september 2013 wordt in 2016 geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft zullen alle partijen in overleg treden om tot aanvullende maatregelen te komen zodat de doelstellingen worden gerealiseerd. Zoals aangekondigd in de Klimaatagenda »weerbaar, welvarend en groen» brengt het kabinet in het voorjaar van 2016 een Nationale Adaptatie Strategie uit, om Nederland in alle opzichten goed voor te bereiden op gevolgen van klimaatverandering, als aanvulling op het Deltaprogramma. Hiermee worden gelijktijdig marktkansen voor het Nederlandse bedrijven gecreëerd. Ten aanzien van mobiliteit en transport voert Nederland het Energieakkoord voor duurzame groei uit met het oog op 15 tot 20 PJ energiebesparing in 2020 en maximering van de CO2-uitstoot tot 25 Mton in 2030. IenM kijkt daarbij ook naar de ruimtelijke inpassing van duurzame energie. Dit geldt in het bijzonder voor de plaatsing van windmolens, maar is ook bij andere vormen van decentrale energieopwekking aan de orde. In internationaal verband zet IenM zich in voor een ambitieus bronbeleid voor motorvoertuigen om de (kosten)effectiviteit verder te optimaliseren. Motorvoertuigen worden hierdoor geleidelijk zuiniger, schoner en stiller, waarmee een belangrijke bijdrage wordt geleverd aan het verlagen van de uitstoot en de verbetering van het leefklimaat. Hierbij zal IenM scherp in de gaten houden of de Europese normen ook onder praktijkomstandigheden de beoogde verbetering opleveren.
Om in 2050 te kunnen voldoen aan de doelstelling van 80–95% CO2-reductie zet IenM in op stimulering van innovatieve technieken om na 2030 over voldoende mogelijkheden te beschikken om emissies verder te reduceren. Gedacht wordt onder meer aan waterstofauto’s, zelfsturende (vracht-)auto’s, klimaatneutrale bruggen en innovatieve biobrandstoffen. Deze stimulering vindt op verschillende manieren plaats. Voor waterstofauto’s gaat het er vooral om de early adapters gedeeltelijk tegemoet te komen in de hogere aanschafkosten van de waterstofauto. Ook staan internationale samenwerking en medefinanciering centraal om te komen tot een dekkende tankinfrastructuur. Bij de innovaties in geavanceerde biobrandstoffen is de Europese sturing op CO2-reductie in transportbrandstoffen belangrijk. Het Europees biobrandstoffenbeleid na 2030 zal zich naar verwachting richten op het stimuleren van het gebruik van geavanceerde biobrandstoffen. (…)’

Het gehele klimaatbeleid zal in 2018 worden doorgelicht.

CO2-reductie bij verkeer en vervoer
Een belangrijke doelstelling is een reductie van de CO2-uitstoot in het transport van 17% in 2030, onderweg naar 60% in 2050 (ten opzichte van 1990).

Uit de begroting van I&M 9pag 11)
‘(…) Met de SER-partners zijn aan de Uitvoeringstafel Mobiliteit en Transport nadere afspraken gemaakt over de concrete invulling. Belangrijkste pijlers zijn de duurzame brandstofvisie en het actieplan dat de betrokken stakeholders hebben opgesteld. Daarnaast wordt gewerkt aan concretisering van afspraken en green deals, bijvoorbeeld op gebied van autodelen, zero-emissie stadsdistributie en -busvervoer. Ook wordt, onder andere via de topsector Logistiek, ingezet op verduurzaming van de gehele logistieke keten. (…)’

De maximale CO2-uitstoot is per sector vastgesteld. Voor de niet aan het Emssions Trading System (ETS) deelnemene sectoren (gebouwde omgeving, landbouw, kleine industrie, transport, landbouw en overige broeikasgassen) worden emissieplafonds voor 2020 gehanteerd.

Tabel uit de I&M-begroting (pag. 93)

Schermafdruk 2015-09-16 20.01.17

In de laatste kolom van deze tabel staat het plafond voor 2020 en in de voorlaatste kolom staat in hoeverre dat (volgens het huidige beleid) in 2020 gerealiseerd wordt. Ruwweg is het dus haalbaar.
In de raming van de realisatie zijn de effecten van het SER-energieakkoord en de Klimaatagenda verwerkt. In oktober 2015 verschijnt een nieuwe raming (Nationale Energieverkenning).

Voor de realisatie van de CO2-reductie bij het vervoer is ook belangrijk hoe de inzet van hernieuwbare energie zich ontwikkelt. Sinds 1 januari is het Besluit Hernieuwbare Energie vervoer 2015 van kracht. Het legt vast hoeveel procent van de vervoersenergie hernieuwbaar moet zijn. Ook hier de tussendoelen gehaald (cijfers tot en met 2013).

Tabel uit de I&M-begroting (pag. 94)

Schermafdruk 2015-09-16 20.02.54

Verder is van belang hoe de uitstoot zich bij nieuwe auto’s ontwikkelt. Daarvoor heeft de EU de norm bepaald.

Tabel uit de I&M-begroting (pag. 94)

Schermafdruk 2015-09-16 20.04.05

‘(…) Met name fiscaal beleid, waaronder de korting op de bijtelling voor het privé gebruik van zakelijke auto’s, heeft ervoor gezorgd dat de gemiddelde CO2 uitstoot van nieuw verkochte voertuigen in Nederland sterk is gedaald, veel sterker dan in de rest van Europa. Daarmee onderstreept Nederland het belang van de reductie van broeikasgassen in het verkeer. (…)’

Bronnen
Rijksbegroting 2016, xii Infrastructuur en Milieu (pdf, 277 pag.)

Auteur: Redactie

Reageren op dit artikel is niet mogelijk.